Met innovatieve rassen de toekomst garanderen
Fruitboomkwekerij ‘René Nicolaï’ uit Alken heeft voor zichzelf een heel duidelijke route uitgestippeld: door het intensief zoeken naar andere en betere rassen zich onderscheiden op de markt. Naast de voortdurende zoektocht naar de beste gronden voor de teelt ervan, is daar de laatste jaren ook een zoektocht naar water bijgekomen.
Auteur: Ivan De Clercq, AVBS, in opdracht van VLAM
René Nicolaï nv produceert ongeveer 2 miljoen onderstammen in fruitbomen voor fruittelers. Een deel van de onderstammen gaat ook naar de handel. De onderstammen zijn afkomstig van een tiental ha moederbedden, die via het vormen van afleggers vermeerderd worden. Voor appels gaat het om onderstammen M9 (eigen selectie) en M26 en G11; voor peren om Kwee Adams en Kwee C.
Beroepsfruitkweker als klant
Het overgrote deel van de onderstammen wordt gebruikt voor de productie van zo’n 1 miljoen fruitbomen, waarvan 70% appel, 20% peer en 10% kersen. De teelt hiervan duurt twee of drie jaar. “Het cliënteel voor de fruitbomen zijn de Europese beroepsfruitwekers. 80% gaat naar Engeland, Benelux, Duitsland en Noord-Italië, aangevuld met een beetje Polen en Tsjechië. De rest gaat wereldwijd”, zo schetst bedrijfsleider Florent Geerdens. Hij werkte al 15 jaar voor het bedrijf toen hij het in 2000 van de familie Nicolaï overnam. De naam bleef behouden, maar de bedrijfsomvang nam snel toe. Het bedrijf telt nu zo’n 25 vaste medewerkers, wat in het piekseizoen kan oplopen tot een 100-tal.
Vooruitlopen
35 jaar ervaring in de fruitbomenkweek op de teller dus, en daarin vond een hele evolutie plaats. “Ik zag de populariteit van Golden Delicious; daarna werd door lage prijzen massaal overgeschakeld op Jonagold. Vervolgens is er de overstap naar Conférence-peren gekomen. Wat zal het straks zijn? Als fruitboomkwekers moeten we vooruitlopen en kwekers de rassen kunnen aanbieden, die in de toekomst een meerwaarde bieden en men in andere landen niet kan of mag telen”, aldus Florents visie.
Beschermde rassen
In die zoektocht naar nieuwe rassen stopt het bedrijf bewust veel energie en middelen. “We botsen in Noord-West-Europa vaak op het feit dat iemand elders onze boompjes goedkoper kan produceren. De basiskennis van het bomen kweken kan overal gekopieerd worden. De sector is als antwoord hierop fel geëvolueerd naar kwekersrechtelijk beschermde rassen die zelfs onder een merknaam naar de klant gaan. Zelf geloven we hier ook heel sterk in.”
Branding en storytelling
In samenwerkingen met collega’s zoekt Florent contacten met veredelaars over de hele wereld en onderhoudt hij contacten met onderzoeksinstituten in Nieuw-Zeeland, Washington, New York, Bologna en Wageningen. “We volgen de resultaten op van proeven met nieuwe variëteiten in heel Europa, en hebben zelf ook ons eigen proefveld. Criteria zijn onder andere bloei, houdbaarheid, smaak, kilo’s en grootte.” Eens een beloftevolle variëteit gevonden, worden er testcontracten en vervolgens exclusiviteitscontracten gesloten. Vervolgens zoekt Florent stroomafwaarts in de keten partners. Dat kan een veiling, een telersvereniging of een supermarktketen zijn. “Dat uitbouwen van een netwerk is een werk van lange adem en vraagt heel wat tijd. Het investeren in intellectuele eigendom kost geld, maar je kan er ook een meerwaarde mee creëren. Die branding en storytelling is overal in de maatschappij belangrijk; de fruitboomkwekerij is daar geen uitzondering op.”
Replant disease vermijden
Het inzetten op nieuwe soorten is niet alleen een kwestie van een beter verhaal te hebben in de markt, maar het kan ook teelttechnisch voordelen bieden. Zo is de zogenaamde ‘replant disease’ een gekend fenomeen in de sector. Appel- en perenboompjes zijn heel erg gevoelig voor monocultuur. Kwekers van fruitbomen telen daarom in principe nooit twee keer hetzelfde op dezelfde bodem, zelfs niet na 10 of 20 jaar. “In appels kweken we nu de G11-onderstam, die hier veel minder last van heeft en ook nog eens minder gevoelig is voor bacterievuur, bloedluis en erwinia. Het op zoek gaan naar variëteiten die dat soort verbeteringen kunnen brengen, dat valt voor mij ook 100% onder duurzaamheid.”
Capillariteit kan niet volgen
Voor een perfecte groei te garanderen in de boomkwekerijen, is het ieder jaar op zoek gaan naar nieuwe percelen een noodzaak voor fruitboomkwekers zoals Florent Geerdens. “De grond is hiervoor leidend. We zoeken elk jaar opnieuw 50 ha in de betere löss- en leemgronden. We hebben daardoor percelen tot op 40 km van ons bedrijf.”
De kwaliteit van de bodem zorgt voor de kwaliteit van de planten. “Goede leemgronden geven traditioneel door een geweldige capillaire stijging veel water voor de beplanting en stimuleren de groei. Althans, dat was in het verleden zo. Door de voorbije erg droge jaren, is die vochtvoorziening er veel minder, en dat is een echt probleem voor ons geworden.” Bomen met droogtestress stoppen vroegtijdig met groeien en dat scheelt in de dikte en hoogte van de bomen, het aantal en de lengte van de zijtakken en het wortelgestel. En bijgevolg in de prijs. De moederplanten hebben niet zo snel last van de droogte omdat ze dieper geworteld zijn. Alleen moeten de afleggers wel in een vochtige bodem kunnen gelegd worden, zodat ze wortel kunnen schieten.
Haspels of druppelslangen
Het zijn nieuwe zorgen, in een omgeving waar tot voor vijf jaar er enkel over water werd gesproken in combinatie met draineren. “Mijn vader heeft heel zijn leven gewerkt aan het droger krijgen van percelen. Ik ben nu de laatste vier tot zes jaar bezig met hoe ik water naar de percelen krijg. Mij moeten ze niet vertellen dat klimaatverandering niet echt is.”
Als de jonge bomen niet naar het water kunnen gaan met hun wortels, moet het water naar de jonge bomen gaan. De manier waarop is evenwel nog geen uitgemaakte zaak. Het slaan van een waterput om zo water op te pompen is niet evident als je om de 2-3 jaar van perceel verandert. Water moet dus aangebracht worden. “Het inzetten van een loonwerker om grote haspels te voeden is één oplossing. Maar het vraagt enorm veel water en het is in langere periodes van droogte eigenlijk onbetaalbaar. Een tweede optie is om te werken met T-tapes, druppelslangen. Dat is veel efficiënter naar waterverbruik, maar dat vraagt dan weer veel inzet van extra arbeid om alles af te rollen en aan te koppelen”, zo wikt Florent zijn opties. “Eerlijk gezegd zijn we er nog niet uit welke van de twee opties de beste is. Afhankelijk van de specifieke omstandigheden doen we het een of het andere. Hoofdzaak is dát het water er komt, want op vlak van kwaliteit willen we geen toegevingen doen.”
Schoffelen voor vocht
Het bedrijf produceert jaarlijks zo’n 100.000 fruitbomen voor de biologische fruitbouw. Die biologische productie was een van de factoren om fors te investeren in portaaltrekkers om over de bomen te kunnen rijden om zo bijvoorbeeld aan mechanische onkruidbestrijding te kunnen doen. “De strijd tegen ziekten en onkruid is niet altijd even makkelijk in de biologische fruitboomteelt, maar we hebben er al veel uit geleerd. Ik ben ervan overtuigd dat we door het voortdurend wegvallen van middelen steeds meer technieken uit de biologische boomkwekerij in het conventionele gedeelte zullen gebruiken. Het schoffelen tegen onkruid zorgt er bijvoorbeeld voor dat het vocht beter behouden blijft in de bodem.”
Verder kan ook de verhoogde aandacht voor de bodem in de biologische landbouw een inspiratie zijn. “De ondervinding is dat de structuur van de grond veel belangrijker is dan de laatste eenheden stikstof. Via de inzaai van een groenbemester, en het gebruik van stalmest of champost proberen we in een goede basis te voorzien voor de teelt. Water kan je nog aanbrengen, maar de bodem moet vanaf het begin goed zitten”
René Nicolaï nv in cijfers
- Werknemers:
- 1 zaakvoerder
- 4 bedienden
- 40 a 80 seizoenarbeiders
- 24 contractuele arbeiders
- Oppervlakte bedrijf:
- 120 ha open lucht
- 120 ha open lucht
- Export: 70 % van de omzet
- 30% Italië
- 20% Duitsland
- 8% Verenigd Koninkrijk
- 5% Nederland
- 3% Frankrijk
- 2% Polen
- 2% Andere
- Belangrijkste exportproducten:
- Malus, Pyrus, Prunus