Verder kijken dan de klassieke terugverdientijd
“Duurzaamheid zit in ons dna.” Het is een slogan die wellicht te pas en te onpas gebruikt wordt, maar uit de mond van een Phalaenopsis-veredelaar klinkt die net iets geloofwaardiger. Microflor uit Lochristi kreeg net zoals haar concullega’s af te rekenen met de algemene prijsdruk voor deze teelt, maar liet dit niet aan haar duurzaamheidsambities raken. “De rechtstreekse return uit de markt op heel wat inspanningen is wellicht nul, maar we zijn ervan overtuigd dat duurzaam ondernemen een bestaansvoorwaarde wordt.”
Microflor is een begrip in de Phalaenopsis-wereld. Het bedrijf behoort tot de top drie van de Phalaenopsis-veredelaars in Europa. Jaarlijks vermeerdert het bedrijf in zijn labo tussen de 25 en 30 miljoen plantjes. In totaal werken er tussen de 250 en 300 mensen. Twee sites in Lochristi nabij Gent en een site in Slovakije. Voor die vermeerdering maakt het gebruik van eigen veredeling. Ook acclimatiseert het bedrijf de in vitro vermeerderde jongplantjes tot plug. Naast Phalaenopsis is Microflor ook iets bescheidener actief in Gloxinia en Helleborus. Voor Helleborus evolueert het richting een productie van de 1 miljoen jongplanten, maar met een beloftevolle dubbelcijferige groei.
Eerder naar de klant
De tijd dat vermeerderaars dergelijke groeicijfers in Phalaenopsis konden noteren is voorbij. De sector doorspartelde enkele moeilijke jaren. “2017 was het kantelpunt, waarbij het aanbod de vraag overtrof en de prijzen sterk daalden”, aldus Ivy Lefevere, COO bij Microflor. Microflor doorstond de moeilijke periode en trok zelfs externe investeerders aan om de groeiambities mee te realiseren. Niettemin is de markt veranderd. “Waar we vroeger vooral groei optekenden in jongplanten - waarbij de planten de eerste teeltfase bij ons in de serre kregen - zien we nu een sterke groei bij de in vitro stekken waarbij de eerste teeltfase bij de klant plaatsvindt.”
Veredelen op andere zorg
Een andere trend is dat het verkoopkanaal waarlangs orchideeën de consument bereiken, verandert. De verwachting is dat tegen 2027 tweederde van de planten de consument zullen bereiken buiten de detailhandel om: het tuincentrum, het grootwarenhuis of online. Enkele jaren geleden was dat nog maar een derde. “Planten krijgen via de niet-gespecialiseerde kanalen niet dezelfde zorg, dus daar moeten we rekening mee houden in onze veredeling.”
Hoe robuust zijn planten, hoe lang blijven planten in een goede conditie? Het zijn vragen waar economie en duurzaamheid elkaar duidelijk versterken. “Het succes van Phalaenopsis is voor een gedeelte al te verklaren door zijn erg lange bloei. Vanaf de eerste bloemen opengaan, begint een periode tot tien weken bloei. Maar als de plant niet optimaal verzorgd wordt, kan dit nadelig invloed hebben. Dus veredelen we selectief tegen stressfactoren zoals temperatuur, knopval, licht, koudeschok, enzovoort. We zijn op dat vlak zeker nog niet aan het einde van de rit”, meent Ivy Lefevere.
Hygiëne als belangrijkste handvat
Uitval door ziekten en plagen is overal ongewenst, zeker ook op de kwekerij. Maatschappelijke actoren willen bij de gewasbescherming zo weinig mogelijk chemie. “Behoudens calamiteiten lukt biologische gewasbeschermingsmiddelen bij jongplanten al vrij aardig. Het gebruik van niet-pathogene schimmels en het overschakelen naar het juiste substraat verlagen verder de druk.” Lefevere gelooft sterk in hygiëne als belangrijkste handvat, in het bijzonder voor water. Een combinatie van chloor, waterstofperoxide en uv-licht houdt het water proper. Eén gouden oplossing is er niet, elk heeft zijn voor- en nadelen. Chloor accumuleert, waterstofperoxide heeft zilver nodig voor stabilisatie en uv-licht ontbreekt dan weer enige nawerking. “Door een combinatie slagen we er in om de kwaliteit van het water erg hoog te houden. Het moet ook, want warme teelten creëren de ideale omstandigheden voor pathogenen. Daarom dat we zo streng zijn; eigenlijk streven we naar de waterkwaliteit van in de voedings- en farma-industrie.”
Kringloop uit overtuiging
In de serres voor de acclimatisering gaat het om veel kleine plantjes, dicht tegen elkaar op tafels. Veel water gaat er dus niet verloren. Toch besloot Microflor om drie jaar geleden al het water dat doorheen de tafels sijpelde op te vangen. “Dergelijke werken achteraf uitvoeren zijn niet evident. Maar we wilden de kringloop sluiten en volledig onafhankelijk zijn van andere bronnen dan regenwater. We recupereren op die manier een stuk regenwater en nutriënten, al verdienen we daarmee de gedane investeringen niet terug. We doen het vooral uit overtuiging.”
Trias energetica
Die overtuiging is het bedrijf menens. In 2016 schreef het bedrijf een duurzaamheidsvisie uit en richtte daartoe een werkgroep op. Het doel werd werken naar klimaatneutraliteit. Het energieverbruik is daarbij een belangrijk vraagstuk. Leidraad is daarbij de zogenaamde ‘Trias Energetica’, bestaande uit drie stappen: het energieverbruik beperken, duurzame energie gebruiken en als er fossiele brandstoffen gebruikt worden, deze zo efficiënt mogelijk inzetten.
Concreet leidde het er onder andere toe dat Microflor sterk investeerde in ledverlichting. In de klimaatkamers bij de jonge in vitroplantjes gebeurde dat als vervanging van de TL-lampen. “Er ging onderzoek aan vooraf. Wij hebben de lampen op maat laten maken. Zelfs bij hetzelfde lichtkleur als TL-licht, was het spectrum toch anders.” In de serres werd gezocht naar de ideale mix van led en SON-T. De shift is er bijna volledig gebeurd. Ook daar was er onderzoek nodig om de juiste lichtsamenstelling voor de teelt te bepalen.
Op het bedrijf wordt zo veel mogelijk geëlektrificeerd. Alle ingekochte elektriciteit is er groene energie. Er zijn elektrische laadpalen, zowel voor fietsen als voor de bedrijfswagens. Verwarming gebeurt via de warmtekrachtkoppeling (wkk). De wkk draait op aardgas. “Fossiele brandstoffen hebben we nodig om de serres te verwarmen. Hiervoor is er nog geen realistisch alternatief. Een wkk is op zich al een stap vooruit ten opzichte van klassieke verwarmingsinstallaties.”
Complexe energievraagstukken
Vaak gaat het om dilemma’s: een SON-T lamp geeft ook warmte; waardoor vervang je die warmte bij de keuze voor leds het best? ‘Ja’ voor elektrisch voertuigen, maar wat bij lange afstanden? En lager verwarmen, zorgt voor een tragere groei, maar hebben we dan niet meer oppervlakte nodig om dezelfde productie te halen? “Energievraagstukken zijn vaak complex, maar deze worden vaak herleid tot oneliners in twitterdiscussies. De realiteit is genuanceerd”, betoogt Ivy Lefevere. De markt is bovendien weinig geneigd een meerprijs te bepalen voor duurzame keuzes, zij het dat certificaten zoals MPS-GAP wel de standaard lijken te worden. “We nemen duurzaamheidsinitiatieven in de eerste plaats omdat we zelf overtuigd zijn van de noodzaak. Als we daarmee een aantrekkelijker partij zijn voor marktspelers of personeel, is dat meegenomen.”
Geef ons de middelen
Hetzelfde pleidooi voor nuance, houdt hij voor het debat rond productieregelgeving. De markt voor Phalaenopsis is een mondiale markt. Die markt mag dan wel gemondialiseerd zijn, maar de regels die gelden voor de productiezijde zijn dat allerminst. “Zelfs binnen het eengemaakte Europa zijn er grote verschillen. Zo mogen wij een biologisch preparaat tegen Sciara (varenrouwmug) niet gebruiken, maar kan dat in onze buurlanden wel. De orchideeën komen elkaar wel tegen op dezelfde markten.”
Ook discussies rond nieuwe veredelingstechnieken worden niet overal even hard gevoerd. “Buiten Europa zijn bepaalde technieken toegestaan, maar niet binnen Europa. Het zijn schitterende technieken, maar we mogen ze niet gebruiken. Als we aan alle uitdagingen tegemoet moeten komen, van planten die langer houdbaar worden, minder ziektegevoelig zijn, robuuster zijn, geef ons dan ook de middelen om hier volop mee aan de slag te gaan.”
Microflor in cijfers
Werknemers
-
1 zaakvoerder
-
55 bedienden
-
250 contractuele arbeiders
-
+/- 40 seizoensarbeiders
Oppervlakte bedrijf: 5 ha
Export: 98% export van de omzet
-
Nederland: 89%
-
Verenigde Staten: 2%
-
Denemarken: 2%
-
Polen: 1%
-
Duitsland: 1%
-
Italië: 1%
-
Groot-Brittannië: 1%
Belangrijkste exportproducten: Phalaenopsis, Gloxinia en Helleborus