"De rijkdom van de sierteelt is ook haar handicap"
Als wetenschappelijk directeur bij het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) gelooft Johan Van Huylenbroeck sterk in de mogelijkheden die moderne veredelingstechnieken kunnen bieden om tot duurzamere planten te komen. In de sierteeltsector komt het er nog meer dan elders op aan om de krachten van de bedrijfswereld en het onderzoek te bundelen, gezien het erg brede gamma en de complexiteit. “Zelfs met de nieuwste en snelste veredelingstechnieken zal het werk nooit af zijn. Maar dat maakt het net boeiend.”
Johan Van Huylenbroeck is het deze dagen gewoon aan de interviewtafel te zitten, maar dan om bij sollicitanten naar hun vaardigheden te peilen. Het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek in Melle bij Gent zit in een groeifase, en geeft ondertussen werk aan ruim 650 mensen. Bijna 220 mensen maken onderdeel uit van de afdeling ILVO Plant. Belangrijke onderzoeksthema’s bij ILVO Plant zijn: gezonde bodem, planten voor de toekomst, planten in een wijzigend klimaat, duurzame productiesystemen en plantengezondheid. Het Diagnosecentrum voor Planten (DCP) – onderdeel van ILVO – biedt tevens ondersteuning aan de sector voor analyses op bacteriën, schimmels, mijten, insecten, virussen en nematoden.
Sterk in Vlaanderen en Europa
Akkerbouwteelten maken een belangrijk onderdeel uit van de onderzochte gewassen, maar sierteeltonderzoek is eveneens een belangrijke pijler. ILVO heeft eigen veredelingsprogramma’s in de sierboomkwekerij (heesters en tuinrozen) en azalea. Ziekteresistentie is in al dat veredelingsonderzoek telkens een belangrijk aspect, maar ook bijvoorbeeld winterhardheid of droogteresistentie kunnen het doel zijn. “Proefstations voor teelttechnisch onderzoek zijn nog voldoende aanwezig in binnen- en buitenland. Hier in België kennen we daarvoor het Proefcentrum voor Sierteelt (PCS) in Destelbergen. Maar het publiek sierteeltonderzoek op het vlak van genetica en veredeling is in Europa sterk afgebouwd. Op dat vlak bekleden we als ILVO een sterke positie in Vlaanderen en zelfs in Europa”, meent Johan Van Huylenbroeck.
Een troef en een handicap
Nochtans vallen er goede redenen te bedenken waarom onderzoek naar genetica en nieuwe veredelingstechnieken economisch en maatschappelijk belangrijk zijn. Zie je in de voedselproductie de duurzaamheidseisen stijgen, dan geldt die evolutie voor de sierteeltsector minstens even hard. “Het verschil is dat de sierteeltsector versnipperd is.” De belangrijkste akkerbouwgewassen worden wereldwijd geteeld. Logisch dat commerciële veredelaars dan door de omvang van de zadenhandel het perspectief hebben om hoge investeringen in onderzoek en ontwikkeling terug te verdienen. In de sierteelt is het assortiment zo breed, zelfs bij één teler, dat de schaalgrootte per teelt veel lager ligt. Voor die bedrijven is veredeling in zo’n divers en immens gamma veel moeilijker break-even te krijgen. De erge brede variatie in het gamma van de sierteelt is een troef, maar op het vlak van onderzoek – en dus innovatie en vooruitgang in de cultivars van elke sierplant – speelt die eerder in het nadeel. “De rijkdom van de sierteelt is op die manier ook haar handicap”, analyseert Van Huylenbroeck.
Vooruitgang in samenwerking
Vlaamse telers vonden hierop een antwoord door zich te organiseren in coöperatieve vennootschappen. In Azanova gingen azaleatelers op zoek naar verbeteringen voor hun geliefde kamerplant. De coöperatieve BEST-select ontwikkelt nieuwigheden binnen de Vlaamse sierboomkwekerij. Successen zijn de Aiko-reeks bij azalea (nieuwe bloemvorm en lange houdbaarheid) en doorbraakinnovaties in het Hydrangea paniculata-sortiment met de eerste roodverkleurende (Pinky-Winky) en compactgroeiende (Bobo) cultivars. De leden van de coöperaties financieren mee het onderzoek en in ruil kunnen zij alleen de commerciële rechten krijgen om een nieuw ontwikkelde cultivar te vermeerderen en vermarkten.
Katalysator voor verduurzaming
Om tot deze nieuwe cultivars te komen maakt ILVO gebruik van onder andere biotoetsen, moleculaire merkers en in vitro veredelingstechnieken zoals embryo rescue, het doorbreken van kruisingsbarrières en polyploidisatie. “Het zijn moderne specialistische technieken die ons toelaten om gewenste eigenschappen zoals ziekteresistentie of droogte- en vorstbestendigheid sneller ingebouwd te krijgen in het dna, dan via klassieke veredeling. De rozenkweek is een voorbeeld van een teelt die vandaag door doelgerichte veredeling naar ziekteresistentie veel minder (chemische) gewasbescherming nodig heeft dan tien of twintig jaar geleden.” ILVO werkt momenteel ook aan alternatieve veredelingsmethoden die toelaten om compacter groeiende planten te ontwikkelen die minder groeiregulatoren nodig hebben. Het zijn voorbeelden van hoe moderne veredelingstechnieken een katalysator kunnen zijn in de verduurzaming van de sector.
Deur op een kier
“Individuele sierteeltbedrijven hebben vaak niet de faciliteiten en knowhow om dat alleen te realiseren, zelfs niet bij wat we in de sierteelt grote bedrijven noemen. Klassiek veredelen is laagdrempeliger, maar is zeker bij teelten met een meerjarige teeltcyclus een werk van erg lange adem. Het is bovendien altijd oppassen dat je geen ongewenste eigenschappen mee inkruist, die je er weer moet uitkruisen. Via gericht veredelen met moderne technieken kan je doelbewuster veredelen, en dus ook sneller verduurzamen.” Johan Van Huylenbroeck hoopt daarom uitdrukkelijk dat de deur voor nieuwe technieken zoals CRISPR-Cas niet definitief toe is. Ze kunnen een duidelijk handje helpen in bijvoorbeeld het reduceren van (chemische) gewasbescherming.
Getrapte samenwerking
Bedrijven voelen altijd wat urgentie in de markt om geregeld met nieuwe varianten te komen. Het onderzoek heeft aan de andere kant vaak een blik op de langere termijn, maar heeft minder de commerciële praktijk in de vingers. Een getrapte samenwerking is volgens Van Huylenbroeck de sleutel tot succes. Zeker als de gemeenschappelijke focus staat op het verduurzamen van een teelt, is ILVO een partner. “Bij ons gaat het nooit zomaar om een ander kleurtje; er moet een hoger doel zijn. We hebben hier onderzoektrajecten die gestart zijn met projectmiddelen, waarin de sector slechts voor een klein deel participeerde. Daarin wordt bijvoorbeeld onderzocht of een bepaalde techniek potentieel heeft en of het haalbaar is om tot concrete resultaten te komen. In een vervolgtraject participeren bedrijven in die er potentieel in zien voor hun teelten. Zij gaan hierna vervolgens mee aan de slag in hun eigen bedrijf op hun individuele teelten, waarbij ze de volledige financiering voor hun rekening nemen. Ook in die fase kunnen we nog betrokken worden via adviesverlening.” Binnen ILVO werd daartoe Living Lab Plant opgericht, om het proces van cocreatie te faciliteren en kennisdoorstroming naar onder andere bedrijven te verzorgen. Het eindresultaat van een dergelijke samenwerking kan een commerciële partij zijn met een ecologisch en economisch interessant product, en een onderzoeksinstelling die verdere kennis heeft ontwikkeld, al dan niet leidend tot wetenschappelijke publicaties.
Consument mee in het bad
In Vlaanderen zijn kennisinstellingen er zich van bewust dat de handen in elkaar moeten. Niet alleen tussen onderzoek en privé, maar ook tussen onderzoekinstellingen onderling. Zowel fundamenteel als toegepast praktijkonderzoek zijn nodig om nieuwe technieken te ontwikkelen en ingang te laten vinden in de praktijk. Specifiek voor de sierteelt bestaat er Technopool Sierteelt die provincie, universiteit, hogeschool, onderzoekscentrum en proefcentrum met elkaar verbindt. Maar misschien moet ook de consument mee in bad. “Ik geloof in minder chemie in de sierteelt, maar denk niet dat een chemievrije sierteelt mogelijk is. Zeker niet wanneer de consument gehecht blijft aan perfect ogende planten. Mocht de consument de mindshift maken naar een iets grotere tolerantie voor kleine imperfecties, zou dit de taak van veredelaars vergemakkelijken. Tot het zo ver is, zullen we alle schakels uit de geïntegreerde gewasbescherming hard moeten koesteren. Inschakelen van natuurlijke vijanden, maar ook nieuwe technieken inzetten. We zitten nog lang niet in de luxesituatie dat we nieuwe technieken bij voorbaat kunnen uitsluiten zonder aan duurzaamheid te verliezen.”
Buxus zonder Calonectria
Eén van de succestrajecten waarbij ILVO-veredelingsonderzoek betrokken was, was de ontwikkeling van Buxusrassen die resistent zijn voor de Calonectria-schimmel. In 2009 startte het ILVO-onderzoek in samenwerking met het bedrijf Herplant uit Beerse met het onderzoeken van de genetische variatie in buxussoorten. Vervolgens werd onderzocht hoe via een embryo rescuestap buxussoorten met elkaar gekruist kunnen worden en of er bronnen beschikbaar waren met Calonectria-resistentie. Herplant ging hierop de uitdaging aan om gericht te beginnen kruisen naar Calonectria-resistente buxus. In samenwerking met ILVO werd een biotoets ontwikkeld om zaailingen snel te kunnen selecteren op resistentie. In de laatste fase werd op het bedrijf verder getest en vermeerderd. In 2019 kon vervolgens een Calonectia-resistente buxus gelanceerd worden op IPM in Essen. Zelfs met een samenwerking tussen privé (Herplant) en veredelingsonderzoek (ILVO) duurde het dus tien jaar om tot een marktklaar product te komen. Het bewijst hoe nieuwe technieken een bijdrage kunnen leveren aan het reduceren van chemische gewasbescherming, maar ook hoe veredeling een werk van lange adem blijft.